Het Landschap
De essen
Het landschap van Vilsteren zoals dat er nu bij ligt is een mix van het esdorpen-landschap en het landgoederen-landschap.
De eerste bewoners in Vilsteren vestigden zich op de van nature wat hogere en dus drogere plekken langs de Vecht. De boerderijen werden geplaatst rondom die gronden die qua ligging, vochtvoorziening en vruchtbaarheid het beste geschikt waren voor akkerbouw. Hier werden de granen, de peulvruchten, de bieten en meer geteeld. De akkerbouwpercelen stonden echter niet op zichzelf, maar waren onderdeel van een eeuwenlang toegepast landbouwsysteem. Hiervan maakten ook de zogenaamde natte hooilanden en de woeste gronden deel uit. De natte hooilanden lagen langs de Vecht. Hier haalde men hoofdzakelijk het hooi vandaan, dat diende als veevoer. De woeste gronden bestonden hoofdzakelijk uit hei, hier en daar afgewisseld met moerasachtige stukken. Op de heides liepen de schapen. De mest van de schapen werd gemengd met heideplagsel en dit werd gebruikt als bemesting voor de akkerbouwpercelen. Deze percelen kregen zo in de loop van de eeuwen een hogere en bolle ligging, de zogenaamde essen.
Landgoed
Vanaf het eind van de 18e eeuw krijgt Vilsteren meer en meer een landgoedkarakter. De opeenvolgende eigenaren verfraaien Vilsteren met landschappelijke elementen. In eerste instantie gebeurt dit in de zogenaamde Franse landschapsstijl. Deze stijl kenmerkt zich door strakke lijnen, veelal gevormd door lanen en zichtassen. De "zeven alleetjes", een plek waar zeven zichtassen bijeenkomen is een overblijfsel uit deze tijd. Later wordt meer en meer gebruik gemaakt van de Engelse landschapsstijl. Bij deze stijl was het juist de bedoeling om de mensen te verrassen. Na elke bocht moest het beeld weer anders zijn en dus werkte men met reliëf, waterpartijen, kronkelpaadjes e.d. Eén van de beste voorbeelden in Nederland van deze stijl wordt gevormd door de Vilsterse wandeling langs onder meer de "kurkentrekker", de "theekoepel" en de "kluizenaarshut" Deze wandeling is ook nu nog geheel te maken.
Menselijk handelen
De aanleg van de meeste bossen begint eind 19e eeuw en loopt door tot het midden van de 20e eeuw. Zo rond 1880 werd de kunstmest geïntroduceerd. Samen met een crisis in de landbouw als gevolg van o.a. goedkope importen van boter, wol en andere producten uit Amerika en Australië, zorgde dit voor het einde van het eerder beschreven landbouwsysteem. De woeste gronden waren niet langer nodig. Tegelijkertijd werd er vanuit de opkomst van de mijnbouw gevraagd om hout voor mijnpalen.
Ook nauw verbonden aan de ontwikkeling van het landgoed is de ontwikkeling van het dorp Vilsteren. De kerk, de buitenplaats, de school, de herberg en de molen zijn hiervan de belangrijkste en meest in het oog springende voorbeelden. Ook vandaag de dag nog worden de bouwvormen en de bouwlocaties zorgvuldig ingepast in het bestaande dorp.
Zoals vrijwel in heel Nederland is het landschap het gevolg van menselijk handelen. Dit neemt niet weg dat dit handelen voor een groot gedeelte samenhing met o.a. geologische en hydrologische processen. In Vilsteren speelden natuurlijk de Vecht en in mindere mate de Regge een bepalende rol. Vóór de kanalisatie vormde de rivier een zeer grillige en onvoorspelbare factor. Ook de wind vormde een belangrijke factor. Bijvoorbeeld de rivierstuifduinen bij de Vecht en het door stuifzand ontstane reliëf aan de zuidzijde van het landgoed vinden hier hun oorsprong.
Behoud landschapselementen
Het landschap in Vilsteren bevat nog vele elementen van de hiervoor omschreven landschapstypen en heeft daarmee een hoge cultuurhistorische waarde. Het beleid van het landgoed is er op gericht deze elementen te behouden, waar nodig te restaureren en waar mogelijk te versterken. Ook worden er vandaag de dag nog nieuwe elementen toegevoegd, waarbij wel nadrukkelijk naar de relatie met het verleden gekeken wordt. Een goed voorbeeld hiervan is de "Stikkebelt". Dit is een in 2001 aangelegde uitzichtsheuvel aan de zuidzijde van de hei, die wel precies op het eind van een zichtas van de buitenplaats is gelegd.